Bron: Foto RCE
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
klik op de afbeelding om deze te vergroten. BeschrijvingHet betreft een langwerpige gedenkplaat die met tweemaal vier koperen nagels aan de lange zijden en tweemaal drie nagels aan de korte zijden is gevat in een frame van donker marmer. Op de plaat is een uitvoerige inscriptie aangebracht. Op de hoeken bevinden zich vierpassen met daarin de evangelistensymbolen met banderollen. In het midden van de bovenrand is een vierpas aangebracht met daarin een kruisje. In het midden van de onderrand bevindt zich het wapen. De plaat is vergelijkbaar met de gedenkplaat die is aangebracht in de eerste straalkapel vanaf het transept van de zuidelijke kooromgang. Deze laatste memoreert het eeuwfeest in 1910 van de restitutie van het kerkgebouw aan de katholieke eredienst. WapensHet gegraveerde wapen geeft middels arceringen de kleuren weer. Gevierendeeld; I en IV in zwart een gouden opvliegende adelaar met in zijn bek een inktkoker en pen; II en III in blauw twee kepers, geschaakt van rood en zilver. Het schild op de rechterbovenhoek gedekt met een schuingeplaatste mijter en geplaatst tegen een linksschuingeplaatste kromstaf, met tussen mijter en kromstaf op de schildrand een gevleugeld engelenkopje, en van onder versierd met het kruisje behorend bij de orde van de Nederlandsche Leeuw. Het geheel overtopt met een priesterhoed van tweemaal tien kwasten. BijzonderhedenAdrianus Godschalk werd op 1 augustus 1819 in Den Dungen geboren uit het huwelijk van Antonius Godschalk (1796-1862) en Christina van Gerven (1798-1833). Hij stamt uit een welgestelde familie en was voorbestemd voor het priesterambt. Na een jaar in Ravenstein school te zijn gegaan doorliep hij het klein seminarie te Sint-Michielsgestel en het groot seminarie te Haaren. Van 1846 tot 1850 was hij als kapelaan in de Eindhovense Sint-Catharinakerk werkzaam, vanaf 1850 keerde hij terug naar het groot seminarie, waar hij achtereenvolgens filosofie, dogmatiek en kerkelijk recht doceerde. Vanaf 1868 was hij vice-president van het seminarie, in 1870 werd hij benoemd tot kanunnik van het kapittel van de Sint-Jan, dat in 1858 nieuw leven was ingeblazen. Toen in 1877 Johannes Deppen, hulpbisschop van Den Bosch overleed, werd Godschalk op voorspraak van bisschop Zwijsen op 17 augustus van dat jaar door de paus tot diens nieuwe adjutor benoemd en op 14 oktober tot bisschop van (H)Imeria gewijd. Twee dagen later overleed Zwijsen, in januari 1878 werd Godschalk tot bisschop van Den Bosch benoemd. Als wapenspreuk koos hij Servus Dei, Dienaar Gods, een toespeling op zijn naam: schalk (schout, dienaar) van God. Het episcopaat van Godschalk bouwde voort op de onder Zwijsen ingeslagen weg: de kerkelijke organisatie die door zijn voorganger was opgezet werd verder uitgebouwd. Maar liefst 79 kerken werden geconsacreerd, elf nieuwe parochies opgericht. Talrijke priesters, van wie hij de meeste zelf mede had opgeleid, werden door Godschalk gewijd. Aan 115.589 gelovigen diende hij het H. Vormsel toe. ‘Hoe dikwijls wees Hij ons op de dwalingen onzer dagen, hoe herhaaldelijk trad Hij op tegen de weelde en het zingenot!’, aldus de lijkredenaar bij zijn begrafenis. In dit verband is vooral zijn herderlijke brief uit 1881 bekend gebleven tegen de ‘grove uitspattingen en buitensporigheden’ van het Bossche carnaval. De bijzondere vorm van het Bossche carnaval, waarbij de stad drie dagen lang de plattelandsgemeente Oeteldonk is met een burgemeester die Peer vaan den Muggenheuvel heet, is ontstaan in reactie op Godschalks waarschuwingen en zit vol zinspelingen op Godschalks ‘boerse’ afkomst uit Den Dungen. In zijn strijd tegen ‘den verkeerden tijdgeest’ toonde Godschalk zich een man van de oude school en had hij weinig oog voor de grote noden van zijn tijd. Zo verhinderde hij bijvoorbeeld dat dr. Herman Schaepman, de politieke emancipator van de Nederlandse katholieken spreekbeurten hield in het Bossche bisdom. Bisschop Godschalk overleed op 3 januari 1892 en werd vijf dagen later bijgezet in de bisschoppelijke grafkapel op de begraafplaats in Orthen. In de Sint-Annakapel werd deze gedenkplaat voor hem aangebracht. 1. GeschiedenisDe gedenkplaat van de hand van de Antwerpse kopergraveur Lambert van Ryswyck (1822-1894) werd in 1892 aangebracht in de oostelijke straalkapel, de huidige Sint-Annakapel. 1. Hier hangt hij ook nu nog. Personen
Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene. |