Bron: Foto RCE

 

519 Jacob Sweerts, 1658


DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER


huidige plaats    

in de zuidelijke buitenzijbeuk van het koor, de eerste travee vanaf het transept, de zuidelijke zerk van de westelijke rij van drie zerken

locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond)
maten 141 x 253 cm
steensoort rode zandsteen
inscripties 


klik op de afbeelding om deze te vergroten.

Beschrijving

Hoewel het oppervlak enigszins is afgesleten, is deze grote zerk toch redelijk goed bewaard gebleven.
Aan beide lange zijden ziet men twee banden met telkens acht wapenschilden. In het bovengedeelte van het middenveld is het grote alliantiewapen aangebracht. Dit alles is in reliëf weergegeven, waarbij de hoogte van het reliëf in het middengedeelte oploopt tot ongeveer vier en een halve centimeter, een verhoging die men niet over het hoofd kan zien. De inscriptie onder het alliantiewapen beslaat slechts een gedeelte van de zerk; het ondergedeelte is blank gelaten. De inscriptie en de namen op de banderollen onder de kwartierwapens zijn gegraveerd.
De vele wapens, de Latijnse inscriptie, de grootte van de zerk, de vroegere plaats in het hoogkoor, alles wijst op een zerk bestemd voor het graf van een gedurende lange tijd belangrijke familie.

Wapens

Alliantiewapen echtpaar (2 schilden, vrouwswapen = ovaalvormig): 1 Ingehoekt gedeeld van tien stukken; hartschild met adelaar [Sweerts]. 2 Een burchttoren, waarop drie kleinere torentjes [Lopes de Villa Nova]. Beide schilden samen gedekt met een kroon van 27 parels, waarvan drie verhoogd, omgord door een keten, waaraan het gekroonde medaillon van de Rijksorde hangt en gehouden door een faun (rechts) en een brakshond. Helm. Dekkleden. Wrong. Helmteken: een uitkomende adelaar.
De uitkomende adelaar lijkt meer op een duif. Het medaillon van de Rijksorde, omgeven door een randschrift, toont een dubbelkoppige adelaar met een borstschild beladen met een stappend paard (?). Het medaillon is verder gekroond met de keizerskroon.
Kwartieren. Alle wapens zijn gedekt met een kroon van zeventien parels, waarvan drie verhoogd.
rechts: 1. Gevierendeeld; I en IV ingehoekt gedeeld van tien stukken; II drie driekantige eggen; III drie verkorte palen, uitgaande van de bovenrand; hartschild: een adelaar [Sweerts]; 2. Een keper [Geldrop]; 3. Een beurtelings gekanteelde dwarsbalk [Suurmont]; 4. Drie verkorte palen, uitgaande van de bovenrand [Eyck]; 5. Doorsneden; I een uitkomende adelaar; II een keper, vergezeld boven van twee meerbladeren en beneden van een hoefnagel (?) [Hoefnagel]; 6. Twee schuinbalken, vergezeld van 2, 4 en 2 klokjes (?) [Balde]; 7. Een keper, vergezeld van drie meerbladeren [Veselaer]; 8. Een klimmende hond (?) [Boge];
links: 9. Een burchttoren, waarop drie kleinere torentjes [Lopes de Villa Nova]; 10. Een kelk overtopt met een hertogsmuts [Villa Nova]; 11. Een dwarsbalk, waarop drie vogeltjes [Barwouts]; 12. Een gekroonde leeuw [Serclaes]; 13. Ingehoekt gedeeld van negen stukken [Landas sign. d’Estrev]; 14. Een keper, vergezeld van drie klaverbladen [Henneron];
15. Drie schildjes, beladen met een zespuntige ster [Dennetiers]; 16. Doorsneden [Chastillon].
In de kerk hing vroeger ook een rouwbord met dezelfde wapens. 1.
In Hs 1709, 92.1 worden alle kwartierwapens zonder kroon weergegeven. Opvallend is verder dat de kwartierwapens van de vrouw praktisch identiek zijn als die weergegeven op de zerk, maar dat de volgorde van die van de man volledig afwijkt, terwijl wapen 1 ook nog eens anders van samenstelling is: 1 Sweerts: Gevierendeeld; I ingehoekt gedeeld van tien stukken; II en III drie verkorte palen, uitgaande van de bovenrand; IV drie driekantige eggen; hartschild: een adelaar; 2 Suermont; 3 Geldrop; 4 Eijck; 5 Hoefnagel: de meerbladeren op de zerk lijken meer op schelpen; 6 Veselaer: de meerbladeren op de zerk lijken ook in dit geval meer op schelpen; 7 Baelde: de klokjes zijn hier hermelijnstaartjes; 8 Boge: hier is duidelijk sprake van een springende hond [flaporen] met een lange staart. Van de vrouwszijde: 2 Villa Nova: hier duidelijk overtopt door een kroon; 3. Berwouts: hier duidelijk drie merletten; 4. Tserclaes: de gekroonde leeuw draagt hier een schouderschildje, dat vermoedelijk bestaat uit een beladen schildhoofd; 6. Heneron in plaats van Henneron; 7. Denetier in plaats van Dennetier. Opvallend is dat Le Théatre Sacré (1734) het handschrift 1709 volgt in de afwijkende volgorde van sommige kwartierwapens.

Bijzonderheden

Jacob Sweerts was een zoon van Jacob Sweerts, lakenhandelaar en schepen te Antwerpen, en Catharina Hoefnaghele. Zijn ouders waren overgegaan tot het calvinisme en hadden om die reden de wijk genomen van Antwerpen naar Amsterdam, waar op 8 april 1587 hun zoon Jacob werd geboren. Via zijn moeder was Jacob een neef van Constantijn Huygens, met wie hij ook correspondeerde. Jacob Sweerts, ook wel aangeduid als Zuerius, vestigde zich kort na 1629 in Den Bosch als raad en rentmeester-generaal van de bede over alle de quartieren van Brabant en voerde als zodanig in de daaropvolgende jaren over de ruggen van de plattelandsbevolking van de Meierij een verbeten strijd met de Spaanse rentmeester der beden in de Meierij, Gerard van Broeckhoven. Jacob maakte aanvankelijk deel uit van de Waalse gemeente van Den Bosch. In 1642 kwam hij echter als ouderling dermate in conflict met predikant Maresius over diens standpunt dat gereformeerden lid konden worden van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, dat hij de Waalse gemeente verliet en lidmaat werd van de Nederduits gereformeerde kerk. Kort daarop was hij al ouderling van zijn nieuwe gemeente en in die functie nam hij ook deel aan de grote Kerkelijke Vergadering die kort na ondertekening van de Vrede van Munster in 1648 in ’s-Hertogenbosch werd gehouden om nu eindelijk de reformatie door te voeren in de Meierij. Jacob was tevens heer van Landschadenhoff en lid van de Ridderschap van Kreis Odenwald. Op 10 mei 1652 was hij namelijk door keizer Ferdinand III verheven tot erfelijk ridder van het Heilig Roomse Rijk. Hij overleed te ‘s-Gravenhage op 1 mei 1658 en werd in ’s-Hertogenbosch begraven. Wellicht was het graf al langer in bezit van de familie: op 3 oktober 1631 was immers reeds het ‘kint vanden heere Swerius, radt vande h.m. heeren staten ende ontfanger generael over alle quaertieren’ in het hoogkoor van de Sint-Jan begraven.
Op 24 mei 1625 was Jacob in het huwelijk getreden met Johanna Lopes de Villanova, in 1595 in Keulen geboren als dochter van Marten Lopez de Villanova en Sara de Landas. Zij overleed op 27 februari 1673 en werd op 3 maart in de Sint-Jan begraven. Uit hun huwelijk werden onder meer geboren de zonen Jacob Ferdinand (1628-1693), Maarten Christiaan (1629-1704) en Frederik Hendrik (1634-1721), die alle drie aan de naam van hun vader die van hun grootmoeder toevoegden en zich Sweerts de Landas noemden. De eerstgenoemde volgde zijn vader op als ontvanger-generaal van de beden in Brabant en werd heer van Oijen. De tweede werd halfheer van Oirschot en Best en schout van Kempenland. De derde was heer van Baarschot. Alledrie waren zij herhaaldelijk schepen van ’s-Hertogenbosch. Tot 1795 hebben diverse rouwborden van leden van deze familie in de Sint-Jan gehangen. 2.

Geschiedenis

(Oud 470; Nieuw 4; Martini 7; Smits 122) *
De legger van 1707 spreekt van de kelder van de hren sweerts de Landas. Dit waren de drie zonen van de op de zerk genoemde Jacob Sweerts, te weten Jacob Ferdinandt, hr van Oijen, Marten Christiaen, hr van Oirschot, en Frederik Hendrik, heer van Baerschot. Niet veel later kwam de kelder ook op naam te staan van de dochters van Jacob Sweerts. 3. Tussen 1724 en 1752 werden als rechthebbenden de kinderen van de genoemde zonen en dochters van Jacob Sweerts toegevoegd, alsook hun kinderen en kleinkinderen. In de legger van 1752 wordt exact uiteengezet om welke personen het hier ging. Zo vond de overboeking plaats op naam van de kinderen van Jacob Ferdinant, echtgenoot van Maria Elisabet van Els tot Boedelham, in leeven Heere en Vrouwe van Oijen en Landschadenhoff. Daarnaast werd de kelder overgeboekt op naam van alle kinderen van Marten Christiaan en Clementia Geertruijd van Els, Erfdogter tot den Boedelham, in leeven Heere en Vrouwe van Oirschot en Best. Voorts kwam de kelder op naam van alle kinderen van Fredrik Hendrik en Margriet van Raasfelt, in leeven Heere en Vrouwe van Baarschot, en tot slot op naam van de resterende nazaten van deze drie broers. In de legger van 1779 worden enkel nog de kleinkinderen van Maerten Christiaen genoemd. Ditzelfde geldt voor de legger van 1804-1805.
De zerk lag in ieder geval in 1631 al op het hoogkoor. Martini gaf in 1821 een nauwkeurige plaatsaanduiding in het midden van de vijfde travee vanaf de viering. Bij werkzaamheden aan de vloer in 1839, werd de zerk op een andere plek gelegd. De plattegrond van Smits toont de zerk in de zuidelijke koorzijbeuk van het schip, tussen de eerste en tweede middenpijler vanaf het transept. Het is opmerkelijk dat de plattegrond van 1947 de zerk zowel op deze locatie afbeeldt als op de huidige plek. Deze fout is waarschijnlijk ontstaan doordat de maker van de plattegrond van 1947 zich, zoals ook uit andere gevallen bekend is, in eerste instantie baseerde op de plattegrond van Smits, maar soms ook zelf de locaties onderzocht.
De ingangssteen die naar alle waarschijnlijkheid tot 1839 bij de zerk op het hoogkoor lag, is uit de kerk verdwenen.

Personen

 Broeckhoven, Gerard van
 Els tot Boedelham, Maria Elisabet van
 Els, Clementina Geertruijd van
 Hoefnaghele, Catharina
 Huygens, Constantijn
 Landas, Sara de
 Maresius
 Raasfelt, Margriet van
 Sweerts de Landas, Frederik Hendrik
 Sweerts de Landas, Jacob Ferdinand
 Sweerts de Landas, Maarten Christiaan
Sweerts jr., Jacob † 1-5-1658
 Sweerts sr., Jacob
Villanova, Johanna Lopes de
 Villanova, Marten Lopez de

Legenda:
† begraven in de Sint-Jan
vet: hoofdbegravene.
Grafzerk    
 
Naam    
 
E-mail    
 
Reactie    
 
Verifcatie    
 
 

Uw browser ondersteunt geen Flash of bezit geen recente Flash versie